Bijdrage eerste termijn debat verkoop Essent ChristenUnie-SGP

Hermen Vreugdenhilvrijdag 24 april 2009 13:05

We staan voor wellicht de grootste beslissing uit de Staten van Brabant, het al of niet verkopen van Essent. En juist dat debat voeren we nu wel op een heel ongelukkig moment. Middenin een dispuut met het rijk over mogelijke afroming van de provincies, met gewijzigde omstandigheden vanuit Europa mbt de uitvoering van de splitsing van energiebedrijven, en daarmee verband houdend met onduidelijkheid tav de noodzakelijke omvang van een zelfstandig energiebedrijf. En middenin een tijdsgewricht waarin schaalvergroting niet meer een automatisme is geworden.

We staan voor wellicht de grootste beslissing uit de Staten van Brabant, het al of niet verkopen van Essent. En juist dat debat voeren we nu wel op een heel ongelukkig moment. Middenin een dispuut met het rijk over mogelijke afroming van de provincies, met gewijzigde omstandigheden vanuit Europa mbt de uitvoering van de splitsing van energiebedrijven, en daarmee verband houdend met onduidelijkheid tav de noodzakelijke omvang van een zelfstandig energiebedrijf. En middenin een tijdsgewricht waarin schaalvergroting niet meer een automatisme is geworden.

Het proces naar de verkoopbeslissing toe verdient zeker niet de schoonheidsprijs. De Staten moesten extra adviseurs in de arm nemen om met een gezond kritische blik het proces, de resultaten en gevolgen van voorgestelde besluiten te kunnen overzien. Onze adviseurs gaven aan dat het college de Staten onvolledig en op delen onjuist zou hebben geinformeerd.

De toon voor het gevoerde proces werd in negatieve zin gezet in de avond van 26 juni. De Staten werden toen onder druk gezet om met zéér beperkte informatie vooraf in te stemmen met de vervreemding van de aandelen. Verkoop van Essent was de enige optie, zo liet het college ons weten. En dit allemaal omdat de gedeputeerde zich erop had vastgelegd om nota bene op de dag van de voortgezette statenvergadering op 27 juni het licht voor de verkoop van Essent op groen te zetten in de aandeelhouderscommissie.

Onze fractie heeft zich tegen deze gang van zaken verzet en ook de goedkeuring onthouden om toen al te besluiten de aandelen te vervreemden.

Verder constateert mijn fractie dat de aandeelhouders de directie en de RvC te lang te veel de vrije hand in het hele verkoopproces hebben gegeven. Beide zaken zijn niet terug te draaien, maar zijn wel bepalend voor de situatie waarin we nu zijn beland. Later zullen we in de Staten nog een stevig verantwoordingsdebat met elkaar moeten voeren over de procesloop.

In het licht van dit verloop kan ik het gevoel van veel burgers dan ook voorstellen die ons verwijten dat de provincie voor het grote geld wil gaan. Want daarin klinkt de vraag van de burger door wat raken we kwijt en wat krijgen we daar voor terug. In politieke termen: wat is het publieke belang van de verkoop.

Dat was voor ons ook de reden dat we vanaf dag 1 in het hele proces hebben gepleit om eerst de bestemming van de verkoopopbrengst vast te stellen om zo vanuit het publieke belang de mogelijkheid van voortgezet aandeelhouderschap af te wegen tegen de aanwending van de opbrengst. Wij zijn dan ook blij dat de PvdA deze lijn ondersteund.

Voordat onze fractie aan die afweging toe kan komen moeten eerst twee andere vragen beantwoord worden.

1. Moet Essent echt verkocht worden of is er een reele keus voor voortgezet aandeelhouderschap
2. voldoet het contract zoals het nu voorligt aan de voorwaarden zoals wij die ons vooraf hadden gesteld

De provincies zijn opgezadeld met de gevolgen van de haast die Den Haag meende te moeten maken met de splitsingswet. Een van de paarse puinhopen. Het is in dat licht begrijpelijk dat provinciale overheden steeds meer moeite krijgen met het aandeelhouderschap van grootschalige energiebedrijven die in een vrije markt opereren. Ook wij hebben daar moeite mee.

Gevolgen zijn lastig te overzien en het vraagt veel inhoudelijke kennis om enige invloed op het Europese energiebeleid uit te oefenen. De vraag, die veel provincies en gemeenten zichzelf stellen, of ze wel aandeelhouder kunnen blijven is een heel opportune.

Aan de andere kant is het echter niet zo dat er geen keuze is zoals GS ons altijd heeft willen doen geloven. GS heeft ons er niet van kunnen overtuigen dat Essent te klein is om zelfstandig verder te gaan. Daarnaast zijn de eisen die Europa stelt aan de splitsing ook niet meer zo hard. Met een voortgezet aandeelhouderschap zouden wij een stevig signaal af geven aan de rijksoverheid om de splitsingswet te heroverwegen.

Voorzitter, dit overwegende concludeert de ChristenUnie-SGP fractie dat we een echte keus hebben. Ofwel verkoop van de aandelen óf een voortgezet aandeelhouderschap, dan zal er naar de toekomst echter wel een andere beleid gevoerd moeten worden met een verzwakt structuurregime en een publieke aandeelhouder die niet enkel stuurt op maximaal rendement maar op de invulling van de maatschappelijke verantwoordelijkheid en genoegen neemt met een normaal dividend. In dat geval moet het bedrijf dan ook écht kunnen rekenen op de publieke aandeelhouders.

De tweede vraag die wij moeten beantwoorden is of de concept overeenkomst aan de voorwaarden voldoet die wij ons vooraf hadden gesteld.

De Staten hebben vooraf een aantal voorwaarden aangegeven die in het contract dienen te worden geborgd: continuïteit, stabiliteit, werkgelegenheid en duurzaamheid. Positieve punten in de concept overeenkomst zijn dat de deal op zich financieel goed is, werkgelegenheid geborgd is, continuïteit voor het bedrijf gewaarborgd wordt en de intentie er wel is om een forse slag te maken op duurzaamheidsgebied.

Echter, bij een voortgezet aandeelhouderschap zouden de randvoorwaarden óók geborgd zijn.

Bij overweging tot verkoop zijn er nog een aantal zaken in het voorgelegde contract die onvoldoende duidelijkheid of concreetheid zijn.
Van meet af aan hebben wij aangegeven dat de duurzaamheidsinvesteringen contractueel vastgelegd moeten zijn. Ondanks van te voren stevig gegeven signalen ligt er op het laatste moment enkel een voorstel voor met niet juridisch afdwingbare afspraken.

Hoe denkt het college in de toekomst de realisatie van die afspraken te kunnen afdwingen?

Een tweede aspect is dat de onduidelijkheden rondom EPZ opgelost dienen te zijn. Hier ligt nog altijd een complex dispuut tussen minister en provincie rondom economisch en juridisch eigendom. Terecht zegt de minister, ik wil geen trucs. GS heeft expliciet aangegeven dat er in ieder geval geen enkel aansprakelijkheid bij de provincie komt te liggen indien minister of overige aandeelhouders EPZ niet akkoord gaat met de voorgestelde constructie. GS heeft ons nog altijd niet kunnen overtuigen dat we hier een onomstreden en duidelijk transactie plegen.

De CU-SGP fractie heeft van meet af aan aangegeven dat wij in onze finale beoordeling de bestemming van de verkoopopbrengst vanuit het publieke belang af zullen wegen tegen de mogelijkheid van voortgezet aandeelhouderschap. Met een positieve beantwoording van voorgaande vragen zouden we nu voor die afweging komen te staan.

Wij zijn dan ook teleurgesteld in de wijze waarin het college haar toezegging om met een goed en concreet investeringsvoorstel te komen heeft ingevuld. Het huidige investeringsvoorstel van het college geeft ons niet de vrijmoedigheid om met de vervreemding in te stemmen.

« Terug

Archief > 2009 > april

Geen berichten gevonden